Vooronderzoek mét ingreep in de bodem

Voor vooronderzoek met ingreep in de bodem is een melding vereist. De erkende archeoloog stelt hiervoor een meldingsrapport op, overeenkomstig de procedure omschreven in de Code van Goede Praktijk. Dit document, dat een samenvatting van het bureauonderzoek en een motivering voor de geplande bodemingrepen bevat, wordt door het archeologisch bureau digitaal aangemeld bij Onroerend Erfgoed via het archeologieportaal.

Het aanvullend vooronderzoek mét ingreep in de bodem kan bestaan uit:        

  • Verkennend archeologisch booronderzoek is een type van booronderzoek dat specifiek gericht is op het detecteren van archeologische sites (handmatige megaboringen). Het gaat hierbij hoofdzakelijk om prehistorische sites. We gaan standaard uit van een verspringend driehoeksgrid van 10 x 12 m.

  • Waarderend archeologisch booronderzoek is eveneens een type van booronderzoek dat specifiek gericht is op het waarderen van bekende archeologische sites (handmatige megaboringen). Het gaat hierbij ook hoofdzakelijk om prehistorische sites. We gaan standaard uit van een verspringend driehoeksgrid van 5 x 6 m.

  • Het graven van proefsleuven en proefputten is een techniek waarbij door middel van een beperkt gravend onderzoek -met een graafmachine-, gekeken wordt naar een beperkt deel van het bodemarchief. Dit gaat van enkele proefputten van 4 x 4 m in stedelijke contexten, tot het uitgraven van een statistisch relevant percentage van het volledige projectgebied (10% sleuven + 2,5 % aanvullende kijkvensters in geval van sporen) door middel van proefsleuven in landelijk gebied. Op die manier kunnen vervolgens uitspraken gedaan worden die gelden voor het volledige gebied dat betrokken is in het vooronderzoek.

  • Proefputten in functie van steentijd artefactensites zijn proefputten van 1 x 1 m die specifiek gegraven worden voor het inwinnen van bijkomende informatie over een potentiele steentijdsite, nadat deze werd vastgesteld door veldkartering of door booronderzoek.
links